-
1 meten
1 [lengte/oppervlakte/inhoud bepalen] measure3 [afpassen] measure (out/off)♦voorbeelden:op het gezicht meten • measure by eyevanaf hier gemeten • measured/measuring from here3 hij meet ruim/krap • he gives full/short measure♦voorbeelden:hij meet 1.070 m zonder schoenen/met zijn schoenen aan • he stands 5'7" in his stocking feet/with his shoes onIII 〈wederkerend werkwoord; zich meten〉♦voorbeelden:hij kan zich niet meten met zijn voorganger • he doesn't measure up to his predecessorhij kan zich met de besten meten • he can hold his own with the best (of them) -
2 berekend
1 [geschikt voor] 〈 met betrekking tot dingen〉 meant/designed for, geared to; 〈 voornamelijk met betrekking tot mensen〉 equal/suited to♦voorbeelden:1 de zaal was op zo'n grote toeloop niet berekend • the hall was not designed to hold so many peopleop effect berekend • intended for effecthij is niet berekend voor zijn taak • he is not up to his job -
3 post
I 〈de〉4 [postadres] postal address♦voorbeelden:elektronische post • electronic mail, e-mailper kerende post • by return of postde post is er nog niet • the post hasn't come yethet stuk is bij de post zoek geraakt • the item got lost in the postmet/over de post, per post • through the/by postII 〈 de (mannelijk)〉1 [postbode] Bpostman, Amailman6 [leger] [positie] post7 [mensen die werkwilligen willen overtuigen niet te werken] picket♦voorbeelden:ergens een post voor uittrekken • allocate money/funds for somethingpost vatten • take up one's station; 〈figuurlijk; met betrekking tot gevoelens, overtuigingen〉 take root, settle (in)op zijn post blijven/zijn • remain/be at one's post5 een post bekleden • hold/occupy a post/position -
4 slag
I 〈de〉1 [klap] blow ⇒ 〈 vuistslag ook〉 punch 〈 voornamelijk met betrekking tot boksen〉, 〈 met zweep ook〉 lash2 [ramp, schok] blow4 [leger] battle6 [golvende beweging] wave8 [handigheid] knack9 [kaartspel] trick10 [damspel] take, capture♦voorbeelden:1 een harde slag • a hard/heavy blowiemand een (zware) slag toebrengen • deal someone a heavy blowzonder slag of stoot • 〈 figuurlijk〉 without a struggle/any resistance8 de slag van iets te pakken krijgen • get the knack/hang of something¶ met de Franse slag iets doen • do something in a slapdash manner, give something a lick and a promiseeen slag naar iets slaan • have a shot/stab at somethingeen goede slag slaan • make a good dealaan de slag gaan • get to work, get going/crackinger zit een slag in mijn wiel • my wheel is buckledeen slag om de arm houden • refuse to commit oneself, keep one's options openhij was op slag dood • he was killed instantlyII 〈 het〉♦voorbeelden:iemand van jouw slag • someone like you
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Английский